Antwoord aan Rokus Hofstede

Cussy-en-Morvan, 24 augustus 2009

Beste Rokus Hofstede,

Ook ik ben inmiddels weer thuis. Bij de buren wachtte me een aangename verrassing: een pakketje met acht exemplaren van het ‘steekspel’, vers van de pers. Traditiegetrouw heb ik de eerste kleine correcties alweer genoteerd. Heel geruststellend vind ik dat: het plaatst een boek in de tijd, dat wil zeggen in het leven.

U vraagt of u mij mag vousvoyeren, net zoals wij onze auteurs elkaar laten doen. Ik heb daar tijdens het vertalen lang over nagedacht, zeker een paar minuten. In het Nederlands is de combinatie van de voornaam en het voornaamwoord ‘u’ op zijn minst merkwaardig (‘Jan, komt u aan tafel?’), maar u hebt gelijk: die afstand was nodig, al was het maar om uiteindelijk te kunnen constateren dat de verschillen kleiner waren dan gedacht. Zelf bezit ik bijvoorbeeld ook twee bijzonder fleurige Senegalese jasjes; en zijn wij niet allen ‘broze voorwerpen van gemiddelde omvang, ergens tussen de quark en de spiraalnevel in’, zoals Houellebecq de mens omschrijft?

Wat niet wegneemt dat de vraag van het engagement ons en onze auteurs inderdaad verdeelt. Alleen, als ik de voorzet even mag inkoppen, wie is hier nu eigenlijk de nihilist – degene die het Goede en het Ware vóór alles stelt, maar voor wie de mens niet veel meer is dan een wreed en zelfingenomen dier, of degene die zich gedraagt alsof hij de morele waarheid in pacht heeft, maar wie naar eigen zeggen niets interesseert (behalve seks) als het niet een voorwendsel tot schrijven is?

Begrijp me niet verkeerd, ik heb veel waardering voor u en uw auteur, en mijn sympathie voor moreel links is ondanks zes Houellebecqvertalingen nog altijd niet helemaal vervlogen. Maar de voornaamste conclusie van Publieke vijanden lijkt me toch dat onze drijfveren altijd minder nobel zijn dan we doen voorkomen.

Of ben ik nu te cynisch?

Martin de Haan

Lees hier de brief van Rokus Hofstede.

[Verschenen in het Geuzennieuws, najaar 2009, © Martin de Haan]