Michel Houellebecq, ‘Mogelijkheid van een eiland’, fragment

Hoe helder staan ze me nog voor de geest, de eerste momenten van mijn clownsroeping! Ik was toen zeventien en bracht een nogal saaie augustusmaand door in een all inclusive club in Turkije – het was trouwens de laatste keer dat ik met mijn ouders op vakantie zou gaan. Die trut van een zus van me – ze was in die tijd dertien – begon alle kerels het hoofd op hol te brengen. Het gebeurde bij het ontbijt; zoals elke ochtend was er een rij ontstaan voor de roereieren, waar de zomergasten bijzonder dol op leken. Naast mij griste een oude Engelse (bits, vals, het type dat vossen aan flarden snijdt om er haar living mee te decoreren), die zich al rijkelijk van eieren had bediend, zonder aarzelen de drie laatste worstjes weg die als garnituur op de metalen schaal lagen. Het was vijf voor elf, de ontbijtservice liep ten einde, het leek ondenkbaar dat de kelner nieuwe worstjes zou komen brengen. De Duitser die achter haar in de rij stond verstarde van ontzetting; zijn vork, die al was uitgestoken naar een worstje, bevroor in de lucht, zijn gezicht kleurde rood van verontwaardiging. Het was een enorme Duitser, een kolos, meer dan twee meter lang, minimaal honderdvijftig kilo. Ik dacht even dat hij zijn vork in de ogen van de tachtigjarige ging planten, of dat hij haar bij de strot zou grijpen en haar hoofd zou verbrijzelen op de automaat met warme gerechten. Alsof er niets aan de hand was, met het seniele, onbewust geworden egoïsme dat oude mensen eigen is, kwam ze trippelend naar haar tafeltje terug. De Duitser moest zich inhouden, ik voelde dat hij zich enorm moest inhouden, maar geleidelijk hervond zijn gezicht zijn kalmte, en zonder worstjes droop hij af in de richting van zijn soortgenoten.

Op basis van dat incident schreef ik een korte sketch over een bloedige opstand in een vakantieclub, ontketend door een paar minieme details die in tegenspraak waren met de all inclusive-formule: eerst waren er te weinig worstjes bij het ontbijt, daarna moest er ook nog eens worden bijbetaald voor het midgetgolf. Nog diezelfde avond presenteerde ik mijn sketch in het kader van de show ‘U hebt talent!’ (één avond per week bestond de voorstelling uit nummers die werden opgevoerd door de vakantiegangers in plaats van door de professionele animators); ik speelde alle personages tegelijk en betrad daarmee het pad van de onemanshow, dat ik gedurende mijn hele carrière nauwelijks meer zou verlaten. Bijna iedereen kwam naar de avondvoorstelling, want tot de disco openging was er geen fuck te doen; dat was toch maar mooi een publiek van achthonderd man. Mijn optreden werd een daverend succes, veel mensen huilden van het lachen en er werd hard geapplaudisseerd. Nog diezelfde avond, in de disco, zei een knappe brunette die naar de naam Sylvie luisterde dat ik haar erg aan het lachen had gemaakt, en dat ze viel op jongens met gevoel voor humor. Lieve Sylvie. Zo verloor ik mijn maagdelijkheid en was mijn roeping een feit.

[Michel Houellebecq, Mogelijkheid van een eiland (Fr. La Possibilité d’une île), vertaald door Martin de Haan. De Arbeiderspers, 2005.]