Michel Houellebecq, ‘H.P. Lovecraft – Tegen de wereld, tegen het leven’, fragment

Het leven is pijnlijk en teleurstellend. Daarom is het onnodig om nieuwe realistische romans te schrijven. We weten in zijn algemeenheid waar we met de werkelijkheid aan toe zijn, en we hebben weinig zin om er meer over te horen. De mensheid als zodanig prikkelt onze nieuwsgierigheid nog maar matig. Al die enorm subtiele ‘observaties’, al die ‘situaties’ en anekdotes… Zodra het boek is dichtgeslagen, dragen ze enkel nog maar bij aan een licht gevoel van walging dat al voldoende wordt gevoed door om het even welke dag uit het ‘echte leven’. Maar dan Howard Phillips Lovecraft: ‘Ik ben de mensheid en de wereld zo stierlijk beu dat niets me meer kan boeien tenzij het minstens twee moorden per bladzijde bevat of handelt over onnoembare, onverklaarbare verschrikkingen die neerloeren vanuit buitenkosmische ruimten.’

Howard Phillips Lovecraft (1890-1937). We hebben een krachtig tegengif voor alle vormen van realisme nodig.

[Opgenomen in De koude revolutie, vertaling en samenstelling Martin de Haan. De Arbeiderspers, 2004.]