‘Mensen snappen niet meer hoe fictie werkt’ – interview met Houellebecq

Parijs, Chinatown, eind november 2014. Michel Houellebecq heeft een griepje en ontvangt me thuis in pyjama. Het is de derde keer in korte tijd dat ik hem zie, maar de eerste keer dat we uitgebreid kunnen spreken over zijn nieuwe roman, Soumission, waarvan ik het manuscript begin oktober heb ontvangen – na ondertekening van een strenge geheimhoudingsverklaring.

Soumission FR omslagDat laatste was dit keer geen overbodige luxe, want het onderwerp is behoorlijk explosief. Zoals in bijna alle romans van Houellebecq speelt het verhaal zich in de toekomst af: we schrijven 2022, Frankrijk bevindt zich aan de vooravond van de presidentsverkiezingen en het land is inmiddels zo gepolariseerd dat er een heuse burgeroorlog dreigt. De zittende linkse president François Hollande, in 2017 herkozen dankzij de steun van traditioneel-rechtse kiezers die Marine Le Pen niet aan de macht wilden, heeft in zijn tweede ambtsperiode niets voor elkaar gekregen, en de strijd gaat nu tussen twee atypische partijen: het Front National en de Moslimbroederschap. Met steun van de socialisten wint de moslimkandidaat, Mohammed Ben Abbes.

Ik val maar meteen met de deur in huis: ‘Je bent al eens binnengehaald als profeet, toen de islamistische aanslag op een exotisch toeristenparadijs die je in je roman Platform beschreef, een jaar later werkelijkheid werd op Bali – om nog maar te zwijgen van 9/11. Je zei destijds wat lacherig dat als je maar genoeg voorspellingen doet, er altijd wel een uitkomt. Maar hoe zit het met dit nieuwe boek? Zie je het zelf als een voorspelling?’

Hij trekt aan zijn e-sigaret en denkt lang na, zijn handelsmerk. Dan: ‘Nou nee, geen voorspelling. In dat geval zou François Hollande in 2017 eerst moeten worden herkozen, en het is nog maar zeer de vraag of het zover komt. Maar met het Franse systeem van presidentsverkiezingen in twee ronden kan het zomaar gebeuren dat een linkse president wordt herkozen terwijl het land al heel lang steeds verder naar rechts overhelt, en dat zou natuurlijk tot grote spanningen leiden. Dan is het scenario dat ik in de roman schets niet uitgesloten. Maar eigenlijk zie ik het boek meer als political fiction: je hebt een gegeven politieke situatie en een beperkt aantal hoofdrolspelers, elk met zijn eigen kenmerkende benadering, en het spel kan beginnen. Ik neem zelf ook geen stelling, al kan ik niet anders dan bewondering hebben voor de bijzonder subtiele manier waarop moslimleider Mohammed Ben Abbes het spel speelt.’

Houellebecq en de islam hebben samen een geschiedenis. In Platform laat hij de hoofdpersoon zeggen, nadat diens vriendin is omgekomen door een moslimfundamentalistische terreuraanslag (nog voor de wereld wist wat Al-Qaida was): ‘De islam had mijn leven gebroken, en de islam was zeker iets wat ik kon haten; de volgende dagen deed ik mijn best om haat te voelen jegens moslims. Dat lukte me vrij goed, en ik begon het internationale nieuws weer te volgen. Telkens wanneer ik hoorde dat er in de Gazastrook een Palestijnse terrorist, of een Palestijns kind, of een zwangere Palestijnse vrouw was neergeschoten, voelde ik een rilling van enthousiasme bij de gedachte dat er weer een moslim minder was. Ja, het was mogelijk op die manier te leven.’

Dat was de mening van een personage, niet van de schrijver zelf, maar toen die laatste (naar verluidt dronken) in een interview met Lire vervolgens had verklaard dat de islam ‘toch wel de achterlijkste religie’ is, werd hij door een groep islamitische en mensenrechtenorganisaties aangeklaagd wegens het zaaien van haat tegen een bevolkingsgroep. Ondanks de volledige vrijspraak in 2002 is Houellebecq het imago van moslimhater blijven aankleven, en zijn grootste angst bij de ontvangst van Soumission is dan ook dat het boek klakkeloos zal worden gelezen als een aanval op de islam. Ik vraag hem of hij niet bang is voor gewelddadige reacties.

Houellebecq: ‘Toen we elkaar de vorige keer zagen, in Frankfurt, vertelde je me over de moord op Theo van Gogh, die precies dezelfde titel had gebruikt voor zijn anti-islamfilm, Submission. Dat was toch wel even schrikken. Maar dit boek is van een heel andere orde. Ik zeg geen onvertogen woord over de Koran of de profeet, ik maak geen gebruik van een omstreden islamitische overlevering zoals Rushdie in De duivelsverzen. Ik citeer zelfs met instemming ayatollah Khomeini, zonder enige ironie: “Als de islam niet politiek is, is hij niets.” Dat lijkt me trouwens een vanzelfsprekendheid, die voor alle monotheïstische godsdiensten geldt. Wie een geloof wil verbreiden, doet aan politiek.’

‘Dus Soumission is geen roman à thèse, geen waarschuwing tegen de islam?’

‘Nee, nee. Net als al mijn andere romans is het boek ambigu. Niet alleen omdat ik geen stelling neem en omdat ik Mohammed Ben Abbes beschrijf als een bijzonder intelligente, beschaafde politicus, die ik oprecht bewonder, maar vooral ook omdat je uiteindelijk niet zo heel makkelijk kunt zeggen dat hij ongelijk heeft met het soort maatschappij dat hij voorstaat. Ben Abbes ziet de ravage die het economisch liberalisme teweeg heeft gebracht in de westerse samenlevingen, hij wil dus opnieuw een buffer inbouwen tussen het individu en de markt, in de vorm van het gezin. Dat soort gemeenschapsdenken valt goed te verdedigen. Maar aan de andere kant is natuurlijk duidelijk dat Ben Abbes ook bepaalde keuzes maakt die wat moeilijker kunnen liggen: meer geld voor islamitische scholen, polygamie… In het boek zie je mensen de voors en de tegens afwegen.’

‘Maar aan het eind bekeert de hoofdpersoon, waarschijnlijk niet toevallig een man, zich tot de islam. Klinkt dat toch niet een beetje als het eind van Orwells 1984, “je moet van Big Brother houden”?’

‘Nee, want hij gelooft er echt in, en hij weet wat voor beloning hem wacht. Oorspronkelijk moest het boek overigens over een bekering tot het katholicisme gaan. Dat het nu eindigt met een bekering tot de islam, komt puur doordat de personages met mij aan de haal zijn gegaan, zoals dat altijd gebeurt als je een roman schrijft. Ik had eerst het begin geschreven, waarin de hoofdpersoon, een kenner van de negentiende-eeuwse Franse literatuur, vertelt over zijn langdurige bemoeienis met Joris-Karl Huysmans. Dat is echt een schrijver van wie je je kunt voorstellen dat iemand hem gedurende een deel van zijn leven als een soort spirituele leidsman ziet. Huysmans zelf heeft zich bekeerd tot het katholicisme, ik zag daarvan een soort hedendaagse tegenhanger voor me. Maar die beginpassage bleef lange tijd in het lege hangen, ik kon geen vervolg bedenken.’

‘Toch heb je dit boek relatief snel geschreven.’

‘Ja, dat klopt wel. Maar het is een stuk dunner dan het vorige. Hoewel ik ook bij De kaart en het gebied al het gevoel had dat het schrijven heel makkelijk ging, alsof dat iets is wat komt met de jaren. Dat is het gekke: de boeken waar ik zelf het meest aan gehecht ben, zijn die waarop ik het hardst heb moeten zwoegen. Elementaire deeltjes en Mogelijkheid van een eiland, vooral, die hebben me heel veel tijd en energie gekost. Maar het oordeel van de schrijver over zijn eigen boeken doet er niet echt toe, dat is puur anekdotisch. Waarschijnlijk blijven dingen waar je hard je best voor hebt moeten doen gewoon beter in je geheugen hangen. Tijdens het schrijven ken ik mijn eigen tekst bijna zin voor zin uit mijn hoofd, maar dat ebt na een tijdje allemaal weer weg. Daarom geef ik ook liever interviews vlak voor en na de verschijning van een nieuw boek, want na verloop van tijd weet ik zelf ook niet precies meer wat ik heb geschreven.’

We staan inmiddels in de keuken, waar hij voor de ‘nog niet ontaarde Hollander (toch?)’ wat voorverpakte rauwe vis en gekookte garnalen op een schaal legt. Mét dipsausje uit een flesje, want ‘de gastvrijheid wil ook wat’. Normaal gesproken zou zijn vriendin hebben gekookt, maar zij kent het nieuwe boek nog niet en mocht er dus niet bij zijn. Daar is Houellebecq heel strikt in: zolang hij aan een boek schrijft mag niemand iets lezen, daarna mag alleen zijn Franse uitgever het lezen, daarna zijn buitenlandse uitgevers en pas daarna de mensen uit zijn naaste omgeving, ongeveer tegelijk met de Franse pers. Hijzelf zou een nieuw boek nooit laten uitlekken, zoals met Soumission half december toch weer is gebeurd.

De tweede fles wijn gaat open en we praten verder over het boek. Ik confronteer hem met een interessant vertaalprobleem: hoe zullen we dit keer omgaan met de vele verwijzingen naar typisch Franse zaken en personen? In zijn eerdere romans heb ik steeds een verklarende woordenlijst of een lijst van Franse namen opgenomen, waarnaar in de tekst verwezen werd met een sterretje. Het weglaten van die lijst in De kaart en het gebied bracht nogal wat gemopper teweeg onder recensenten ­– NRC Handelsblad maakte hem vervolgens gewoon maar zelf. Ook Soumission wemelt van de Franse feiten en namen die de Nederlandse lezer niet kent, inclusief fictieve die niet van de echte te onderscheiden zijn. Toch maar weer verklarende noten dan, inclusief fictieve?

Houellebecq: ‘Noten voor fictieve feiten en namen, dat zou absurd zijn. Maar sowieso moet je de wereldkennis van de gemiddelde Franse lezer niet overschatten. Als ik een reeksje namen van politieke journalisten noem, weet niemand of al die mensen wel echt bestaan. De politieke journalistiek is een niche, daar zijn maar een handvol mensen echt in geïnteresseerd. Het overgrote deel van het publiek kent alleen de paar commentatoren die in het avondjournaal komen, en dan nog. Nee, geen noten voor namen van personen. En bijna altijd blijkt wel uit de context om wat voor persoon het gaat, de noot herhaalt dat dan nog eens, maar is dus eigenlijk totaal overbodig. Bij Dostojevski bijvoorbeeld, zo’n liberaal die steeds een vertalersnoot krijgt waarin wordt gemeld dat het een bekende liberaal is. Ik sla dat soort noten zelf altijd over. Noten over onbekende woorden, van gerechten en drankjes en zo, die interesseren me wel.’

‘Maakt het dan in feite niet uit dat de wereld van het boek geënt is op de werkelijke wereld?’

‘Ik heb grote bewondering voor Emmanuel Carrère, ik vind hem de beste Franse schrijver van nu. Hij heeft op een bepaald moment besloten niets meer te verzinnen en zich alleen maar op ware feiten te baseren. Dat is een mogelijke aanpak, ik vind dat heel sterk, maar zelf doe ik eigenlijk precies het tegendeel, door elementen uit de werkelijkheid volledig naar mijn hand te zetten als dat voor het boek beter uitkomt. Neem bijvoorbeeld de beschrijving van de bedevaartsplaats Rocamadour in het derde deel van Soumission: toevallig heb ik alles zo gehouden als het in werkelijkheid is, maar ik had voor hetzelfde geld best wat extra kapelletjes kunnen toevoegen om het effect aan te dikken. Een redactrice van de uitgeverij wees me erop dat mijn beschrijving van een bepaald wegrestaurant niet klopt, omdat er in werkelijkheid geen filiaal van La Croissanterie zit. Maar ik hou van het woord “croissanterie”, waarom zou ik die dan hier niet toevoegen? Mensen snappen niet meer hoe fictie werkt.’

‘Ook bestaande teksten vormen een werkelijkheid die je kunt opnemen en eventueel vervormen. Dat heb je in het verleden regelmatig gedaan, maar in Soumission heb ik het nog niet gezien.’

‘Ah, je doelt natuurlijk op de stukjes van Wikipedia die ik had overgenomen in De kaart en het gebied, over de huisvlieg en Beauvais. Tja. Ik vind dat misschien wel de meest verbluffende reactie op mijn werk tot nu toe, dat dat door sommige mensen als plagiaat is gezien. Heel veel schrijvers maken gebruik van die collagetechniek en verwerken stukjes gevonden tekst in hun eigen werk zonder de bron te noemen. Ik heb het zelf al in Elementaire deeltjes gedaan met stukjes tekst uit een encyclopedie, maar kennelijk heeft er sindsdien een omslag in de mentaliteit plaatsgevonden. Daarom ben ik er wel voorzichtig in, want op weer zo’n rel zit ik niet te wachten. Overigens had ik die stukjes tekst wel herschreven om ze beter te laten passen in mijn eigen boek.’

‘Zie je nog andere verschillen tussen Soumission en je andere romans?’

‘Ja, de lengte natuurlijk, en het feit dat het boek een korter tijdsbestek beschrijft. Het onwrikbare tijdsschema van de presidentsverkiezingen heeft een bepalende rol: eerst heb je de spanningsopbouw naar de eerste ronde van de verkiezingen, altijd op zondag, met als hoogtepunt het verslag ’s avonds op tv. Daarna heb je de twee weken tot de zondag van de tweede ronde, met natuurlijk opnieuw het tv-verslag, en dan de commentaren van de volgende dagen. In de roman volg ik de ontwikkelingen in die periode van dag tot dag, met steeds de datum boven het hoofdstuk om aan te geven op welk punt we ons bevinden. Dus nee, die data duiden niet op een dagboek, ook al is de roman in de eerste persoon geschreven.’

‘De schrijfstijl in Soumission is net als in De kaart en het gebied opvallend vloeiend, maar de toon is anders dan die van je vorige romans. Ondanks het explosieve onderwerp lijkt de schrijver zelf behoorlijk zen.’

‘Ik weet het niet. Misschien komt het wel vooral door het ontbreken van wat een criticus ooit de walking ghost phase heeft genoemd: de fase waarin de hoofdpersoon in totale eenzaamheid voortgaat, als een levend spook. Michel Djerzinski in Elementaire deeltjes, Michel in Platform, Daniel25 in Mogelijkheid van een eiland, Jed Martin in De kaart en het gebied, allemaal kennen ze zo’n fase aan het eind van het boek, die in feite steeds de slotscène van mijn debuutroman herhaalt, De wereld als markt en strijd. Terwijl François in Soumission na zijn bekering juist een bijzonder knusse toekomst tegemoet mag zien, vol erotische genoegens waar hij voordien niet meer op had durven hopen.’

Buiten is het inmiddels donker, de tweede fles wijn is bijna leeg. Voordat we allebei geen zinnig woord meer kunnen uitbrengen wil ik het toch nog even hebben over de enorme uitbarsting van creatieve energie die hij de afgelopen tijd tentoon heeft gespreid: hij heeft een nieuwe roman geschreven, er loopt een tentoonstelling met eigen foto’s van hem, hij heeft zijn debuut als acteur gemaakt in nota bene twee films tegelijk, en met Jean-Louis Aubert (ex-Téléphone) samengewerkt aan een cd met songs op een aantal van zijn gedichten, Les parages du vide. Vooral naar de even hilarische als ontroerende film The Kidnapping of Michel Houellebecq van Guillaume Nicloux ben ik nieuwsgierig, want ik was direct betrokken bij de aanleiding ervan, de vermeende ‘verdwijning’ van Houellebecq in 2011, toen hij niet kwam opdagen voor een auteursbezoek aan Nederland en België – het nieuws ging de hele wereld rond en nam groteske proporties aan.

Houellebecq, met enige tegenzin vanwege de plotselinge verandering van onderwerp: ‘Het is eigenlijk allemaal toeval. Voor die films werd ik gewoon gevraagd en ik heb ja gezegd, maar het is echt geen career move.’

‘Je speelt in The Kidnapping jezelf, en met een enorm naturel, de andere acteurs trouwens ook. Is de film grotendeels geïmproviseerd?’

‘Er was wel een scenario hoor. Maar ook mijn ontvoerders spelen in zekere zin zichzelf, het zijn mensen uit dat wereldje die af en toe een kleine filmrol doen als er boeven nodig zijn… Die cd met Jean-Louis, dat was voor mij heel bijzonder, je eigen gedichten ineens in andermans interpretatie te horen. Hij voelt de tekst perfect aan, het is echt prachtig hoe hij dit heeft gedaan.’

‘Gaan jullie nog vaker samen optreden?’ Ik ben half september in het Parijse Maison de la Poésie naar het enige optreden van het duo geweest: Aubert op gitaar en piano die zijn liedjes zong, af en toe afgewisseld met een oude hit, Houellebecq die tussendoor gedichten voordroeg. Het was schitterend, al was het gemompel van de dichter nog veel slechter te verstaan dan op de cd met voordrachten die hij twintig jaar geleden heeft gemaakt, Le sens du combat (niet te verwarren met de cd waarop hij zijn eigen teksten probeert te zingen).

‘Jij hebt mij vroeger nooit horen voordragen, toen ik als dichter van het ene zaaltje naar het andere ging. Ik was echt heel goed. Maar door de aanhoudende problemen met mijn tanden is mijn stem nu aangetast, elke zanger weet wat voor effect dat heeft, vraag maar aan Marianne Faithfull. En het is vreselijk om voor een publiek iets te moeten doen waarvan je weet dat je het vroeger veel beter kon. Daarom beschouw ik dat optreden met Jean-Louis als mijn definitieve afscheid van het podium. Ik ga ook geen passages uit mijn roman meer voorlezen tijdens de promotietoernee, die ik misschien ook wel beperk tot Frankrijk en Duitsland. Het is allemaal zo vermoeiend.’

Tijd om weg te gaan. Ik wens hem sterkte met het mediacircus rond de verschijning van Soumission en met de ongetwijfeld heftige reacties. Hij loopt even mee naar de lift, nog altijd in pyjama.

‘Ja, echt verdacht makkelijk, hoe het schrijven nu gaat. Maar ik ben er nog niet klaar mee.’

[verschenen in de Volkskrant, 10 januari 2015]